'Welcome to Georgia State Penitentiary.'
Het bord bij de ingang was een wrange poging tot enige hartelijkheid.
Vanaf een toren gaf een zwaar bewapende bewaker ons een teken dat we verder moesten gaan. Ik strompelde naar binnen, met ketens aan mijn enkels. In de poort bleef ik even staan.
'Hoe lang moet je zitten, jongeman?' vroeg een van de bewakers die me hierheen hadden gebracht.
'Tweemaal levenslang,' antwoordde ik.
Zijn stem klonk plechtig. 'Kijk dan maar eens goed naar de voordeur van deze gevangenis, want die zul je nooit meer zien. Je zult hier sterven.'
Ik haalde diep adem, keerde mij om en keek naar de bomen en de wolken. Ik probeerde hun schoonheid mee te nemen, de gevangenis in.
Terwijl ik naar binnen ging, was er niemand die afscheid van mij nam. Niemand die van mij hield, niemand die het erg vond dat ik levenslang opgesloten werd.
Dit was de eerste dag van de vreselijkste periode in mijn leven.
Ten onrechte veroordeeld voor een roofoverval en moord, brengt Harold Morris bijna tien jaar door in de gevangenis: een verpletterende ervaring.
In die omgeving van angst en haat heeft hij een ontmoeting met Jezus Christus. Daardoor verandert zijn kijk op mensen radicaal. Hij krijgt zijn medegevangenen lief en begint veel voor hen te betekenen. In 1978 wordt hij vrijgelaten.