Dit boek is een aanvulling op de al eerder verschenen trilogie waarin drie bijbelse thema's behandeld werden, steeds vanuit zowel joods als christelijk gezichtspunt: de Sjechinah, de Torah en de Messias. In dit deel worden een aantal andere kenmerken van het 'volk van God' behandeld (of men dit begrip 'volk van God' nu rabbijns dan wel christelijk opvat). Wat betekent dat: 'volk van God'? Is Israel het volk van God, of is de christelijke Gemeente dat? Of zijn zij dat elk apart? Wat zijn de verschillen, maar ook de frappante parallellen tussen het oud- en het nieuwtestamentische volk van God?